De Geschiedenis van Beerenburg

Al in 1645 begon Hendrik Beerenburg aan de Stroomarkt 9 te Amsterdam een kleine groothandel in kruiden en het verpakken daarvan. De schippers op de Friese skûtsjes kochten deze pakketjes en lieten ze trekken op jenever of brandewijn. Het aftreksel kreeg de naam van de ontdekker ‘Beerenburg’ en werd gebruikt als opkikker en zelfs als medicijn. Volgens de bijsluiter waren deze ‘Opregte Maag-Kruiden’ het ideale middel tegen vele kwalen. Zeker is wel dat het brouwsel de schippers warm hield op hun soms steenkoude overtocht van Amsterdam naar Friesland over de Zuiderzee.

In 1864 is Anjenette Joustra, nadat haar man op veel te jonge leeftijd was overleden, aan het Kleinzand 32 te Sneek begonnen met het op grotere schaal maken van Beerenburg. Zij deed dit met de kruiden én de receptuur van Hendrik Beerenburg onder de naam WEDUWE JOUSTRA BEERENBURG. Het speciaal voor haar samengestelde pakket met dertig kruiden liet zij vier weken trekken op een zachte genever. De geur, de kleur en de smaak kwamen voor de volle 100% van de kruiden af.
In 2016 werden de aandelen overgenomen door Boomsma Distilleerderij (1883) uit Leeuwarden, ook al zo'n oeroud en degelijk familiebedrijf. Verder veranderde er niets. Business as usual, zouden de Engelsen zeggen.

Nu, bijna 160 jaar later, maken ze in Sneek nog steeds de Beerenburg met de kruiden van de oorspronkelijke receptuur. En met een beproefde medicinale werking, want de bijsluiter zegt nog steeds: “Het is verstandig iets van dit medicijn in te nemen voordat men denkt onwel te worden”.

Veel meer informatie is hier te vinden.

Engelwortel

De gewone engelwortel (Angelica sylvestris) behoort tot de grote familie van schermbloemigen (Umbelliferae). Hij kan uitgroeien tot een hoogte van wel twee en een halve meter, waardoor je hem niet snel over het hoofd kunt zien. Deze plantensoort komt voor in vrijwel geheel Europa en houdt van een vochtige tot zelfs drassige ondergrond. Tegenwoordig is de gewone engelwortel een plant van ruigtes, bermen en slootkanten.
Tot het begin van de 20ste eeuw werd de gewone engelwortel zelfs gebruikt als een groente. Doordat het grote hoeveelheden vitamine C bevat, was het een probaat middel om de gevreesde scheurbuik te voorkomen. De stengel werd vers gegeten en de bladeren werden ingekookt tot een pasta en deze kon enige tijd bewaard worden. Door die pasta later met melk te koken ontstond een smakelijke maaltijd. Door de hoge voedingswaarde kon de gewone engelwortel de tijden van schaarste het verschil maken tussen de hongerdood en overleven.

De wetenschappelijke naam van het geslacht Angelica stamt af van het Middeleeuwse gebruik om de gewone mens met Latijnse termen te overdonderen: herba angelica betekende natuurlijk gewoon 'engelkruid'. Het herbergde zoveel helende krachten in zich dat men dacht dat de plant wel door engelen op aarde moest zijn gebracht.

Het mag dan ook geen wonder zijn dat aan de gewone engelwortel eeuwenlang bijna magische krachten werden toebedeeld. Door de vitamine C heeft het ontstekingsremmende eigenschappen en men geloofde altijd al dat het kon helpen tegen verkoudheden, hoesten, chronische bronchitis, hoofdpijn, bacteriële infecties, en meer. Volgens oude kruidenboeken bevordert de gewone engelwortel de spijsvertering en helpt het daardoor ook de ongemakkelijke gevoelens in de darmen na iets te overdadig tafelen.
Met zoveel goede eigenschappen is het niet verwonderlijk dat dit kruid in Beerenburg is gestopt. Overigens stopt Boomsma Distilleerderij uit Leeuwarden een extract van gewone engelwortel ook in hun Stirling London Dry Gin. Geen wonder dat de Friezen bijna nooit verkouden zijn.

Zoethout

De wat ouderen onder ons zullen met enige weemoed terugdenken aan zoethout (Glycyrrhiza glabra), de versnapering die voor enkele centen gekocht kon worden. Tegenwoordig is de zoetwarenindustrie gemakzuchtig overgestapt op snoepjes met suiker of suikervervangers en zijn natuurproducten uit het zicht verdwenen. Of toch niet?

Voor zoethout worden de wortels gebruikt van een kruidachtige vaste plant. In zijn thuislanden, zuidelijk Europa en delen van Azië, bereikt hij een hoogte van een meter. In bloei heeft zoethout tere paarsige tot fletse witte tot naar blauw neigende bloemen.

De aparte smaak komt van een anetool. Het is chemisch gezien een broertje van de smaakstoffen in anijs en venkel. De zoete smaak in zoethout is afkomstig van glycyrrhizine, een stof die tot 50 keer zoeter is dan suiker en dus als gezonde en natuurlijke suikervervanger toegepast kan worden.
Van zoethout zijn ons vele geneeskrachtige eigenschappen overgeleverd. Zoethout is ontstekingsremmend, pijnstillend, verzachtend en helend bij problemen met het maagslijmvlies. Daardoor kan het bij een maagzweer (gastritis) probleemoplossende effecten hebben. Het zoete glycyrrhizine remt beschadigingen aan de lever en wordt in landen als Japan zelfs als officieel medicijn gebruikt bij de behandeling van chronische hepatitis (leverontsteking) en cirrose (omzetting van leverweefsel in littekenweefsel). Overigens is de glycyrrhizine structureel verwant is aan corticosteroïden, die ook in hormoonzalfjes toegepast worden.

Maar bij al die positieve zaken hoort natuurlijk een keerzijde. In hoge doseringen kan zoethout wat vervelende bijwerkingen tot gevolg hebben. Genoemd kunnen worden hoge bloeddruk (hypertensie) , vasthouden van vocht (oedeem), hoofdpijn en kortademigheid.

Het blijft vreemd dat in men in landen als China en Japan zoethout wel in het medicijnkastje blijft houden, terwijl wij hier meer geloof hechten aan de kunstmatige vervangers. Gelukkig zit zoethout ook verstopt in de aloude Friese Beerenburg. Die is en blijft puur natuur. Zoals de Friese volksaard zelf ook is.

Rood sandelhout

In sommige goede soorten Beerenburg kun je een exotisch klinkend ingrediënt aantreffen met de naam galiatoer. Binnen de Nederlandse taal is die term geheel vergeten, maar in de tijd van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) wisten de handelaren die galiatoer zeker op waarde te schatten. Galiatoer is een verbastering van het Franse woord calliatour en daarmee werd ooit rood sandelhout (Pterocarpus santalinus) bedoeld. Wanneer dat hout bewerkt wordt komt er een heerlijke geur van sandelhout vrij. De etherische olie van sandelhout wordt zelfs nu nog in parfums voor mannen gebruikt.

Rood sandelhout wordt alleen maar in enkele streken van zuidelijk India aangetroffen. Het prachtige roodgekleurde hout werd in China eeuwenlang zeer hoog aangeschreven en werd gebruikt voor de productie van meubels. Omdat de kleine boom zeldzaam was en bovendien zeer langzaam groeit was het hout zeer kostbaar. Zo kostbaar zelfs dat keizers uit de Ming- en Qing-dynastieën de hele productie voor zichzelf opeisten. Behalve in het keizerlijk paleis in Peking mocht niemand anders in China meubels, gemaakt van rood sandelhout, bezitten.
Inwendig gebruik van rood sandelhout bleek volgens de overleveringen een groot aantal voordelen te bezitten voor de gezondheid. Het is zowel bitter als zoet van smaak. Het werkt bijzonder heilzaam om het brandend gevoel van maagzuur te verminderen. Het zou bovendien goed werken tegen diarree, chronische dysenterie, hoofdpijn, ontstekingen, koorts en overmatige dorst (hyperdipsia).

Ik kan mij voorstellen dat je meent dat men in het verre verleden soms iets te gemakkelijk geloofde in de helende kracht van bepaalde planten en dat je wat meer bewijs wilt zien. Je bent daarin zeker niet de enige. Wetenschappelijk onderzoek heeft ondertussen aangetoond dat de kracht van rood sandelhout zelfs groter is dan gedacht. Een extract van rood sandelhout bleek dodelijk te zijn voor diverse bacteriesoorten, waaronder de zelfs de levensgevaarlijke Escherichia coli ofwel de e.Coli-bacterie. Ook bleken er twee stofjes in te zitten, savinine en calocedrine, die in een reageerbuisje werkzaam lijken te zijn tegen een aantal tumoren.

Citroenmelisse

Citroenmelisse (Melissa officinalis) is van oorsprong een bewoner van de zuidelijke streken van Europa waar hij een hoogte van zo'n anderhalve meter kan bereiken. In Nederland is hij regelmatig uit tuintjes ontsnapt, haalt hij net een halve meter aan hoogte en beschouwt men hem ondertussen als inheems. Citroenmelisse is lid van de veel grotere lipbloemigenfamilie (Lamiaceae), waartoe ook het geslacht Munt (Mentha) behoort en ook deze plant scheidt daarom een heerlijke frisse geur uit. Die van de citroenmelisse houdt het midden tussen munt en limoen.

De medicinale werking van citroenmelisse is al millennialang bekend. De moderne wetenschap heeft de plant maar eens op de pijnbank gelegd om te kijken of al die claims terecht waren en wat bleek? Het wás waar.
Vaak werd en wordt citroenmelisse als thee gebruikt en dan blijkt dat het een rustgevende en ontspannende werking heeft op lichaam en geest. Mede daardoor is het ook een goed middel tegen slapeloosheid. Het zorgt tevens voor verlichting bij chronische bronchitis. Citroenmelisse bevat namelijk een stofje met de naam eugenol en daarvan is bewezen dat het zowel een antibacteriële en antivirale werking heeft. Het heilzame kruid staat ook bekend als verzachtend bij maag- en darmproblemen, zoals een tegenstribbelende spijsvertering, opgeblazen gevoel, maagkrampen en lijkt zelfs windenverdrijvend.

Maar ook insecten vinden de geur van citroenmelisse vervelend. Op zoek naar menselijke slachtoffers raken hun zintuigen in de war wanneer ze citroenmelisse ruiken. Geen wonder dat deze plant veel in insectenverdrijvende middeltjes wordt gebruikt.

Het minst bekend is de overlevering dat citroenmelisse misschien tot een lang en gezond leven kan leiden. Uit de geschiedenis zijn een aantal opmerkelijke voorbeelden bekend van mensen die dagelijks een hoeveelheid citroenmelisse dronken en een extreem hoge leeftijd bereikten. Hoewel de wetenschap voor die claim nog geen bewijs heeft gevonden, hebben wij de plant toch maar in onze Friese Beerenburg laten zitten. Je weet immers maar nooit.

Wilg

De wilg (Salix alba) in een inheemse boom. Diens naam stamt uit het Germaans en is een broertje van 'welig'. Dat kan wel kloppen want wilgen tieren welig in ons land. Bij een ongestoorde ontwikkeling kan de schietwilg uitgroeien tot een hoge boom en een leeftijd bereiken van meer dan een eeuw. Veel vaker werd de stam tot op een hoogte van een meter of twee afgekapt, waarna op het snijvlak nieuwe takken groeiden. Zo ontstonden de knotwilgen, die eeuwenlang karakteristiek voor het Hollandse polderlandschap waren.

Al in de verre oudheid wist men dat er aan de wilg positieve effecten verbonden waren. Wereldwijd was men het er over eens dat bitter in de mond het hart gezond maakte. De bittere bast en bladeren van de wilg werden in China, het Midden-Oosten en Europa gebruikt om pijntjes en koorts te bestrijden. Zelfs de oude Egyptenaren wisten de kracht van de wilg al te waarderen.
Het was de moderne wetenschap die kon bewijzen dat men het al die tijd bij het rechte eind had gehad. In 1829 slaagde de Franse apotheker Henri Leroux erin om de werkzame stof uit de wilgenbast te isoleren en hij noemde dit zuur salicine naar de wetenschappelijke naam van de wilg, Salix. Het middel bleek soms erger dan de kwaal omdat het wel de koorts kon bedwingen, maar de maag behoorlijke schade kon berokkenen. Aan het eind van de 19de eeuw wist men salicine zodanig aan te passen dat de nadelen waren verdwenen. Een iets aangepaste stof had een nieuwe naam nodig: acetylsalicylzuur. De Duitse chemiereus Bayer dacht dat er wel een markt voor moest zijn en gaf het de merknaam Asperine.

Ze zeggen zelfs dat een asperientje per dag de kans op hart- en vaatziekten zou kunnen verminderen. In onze Beerenburg zitten ook natuurlijke extracten van de wilg. Een dagelijkse slok van deze Friese nationale drank zou daardoor eigenlijk vergoed moeten worden door uw zorgverzekeraar.

Gezegende distel

De gezegende distel (Cnicus benedictus) is de enige soort binnen het geslacht Cnicus. Biologen vonden dat een beetje zielig en hebben hem daarom sinds kort maar ondergebracht binnen de grotere familie Centaurea en zijn wetenschappelijke naam is vervolgens aangepast tot Centaurea benedicta. Feit blijft echter wel dat de gezegende distel bijzonder veel lijkt op een distel, maar hij is er dus niet eentje.

Of het nu wel of geen distel is maakt natuurlijk niet zoveel uit. Zoals William Shakespeare ooit al schreef in zijn tragedie 'Romeo and Juliet': 'What's in a name? That which we call a rose. By any other name would smell as sweet.' Hoe je de gezegende distel ook noemt, het blijft toch dezelfde plant.

Hij groeit het liefst in een aangenaam klimaat en dat is de reden dat hij in gebieden rond de Middellandse Zee zijn domicilie heeft gekozen. De gezegende distel is een eenjarige plant die een hoogte van 60 centimeter kan bereiken en met geelkleurige bloemen bloeit.
Een extract van de gezegende distel bevat tot 3,5% cnicine. Dat stofje wordt soms gebruikt om de melkproductie op te wekken bij mens en dier. In een land als Canada wordt het zelfs aanbevolen door een enkele belangengroepering. Veel belangrijker voor ons is het feit dat die cnicine een bitter stofje is en mede daarom wordt het gebruikt in bepaalde tonicums. In de plantengeneeskunde werd een extract van gezegende distel inwendig toegepast bij maagproblemen (overmatige gasvorming) en gebrek aan eetlust, terwijl het uitwendig kon werken bij geïnfecteerde wonden. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het een antibacteriële werking heeft en dat is handig bij een opkomende maagzweer. Die kwaal wordt in veruit de meeste gevallen veroorzaakt door een infectie met een bacterie, de Heliobacter pylori.

Wij stoppen de gezegende distel ook in onze nationale drank, Beerenburg. Nu nog even wachten tot een belangengroepering in Nederland deze drank aanbeveelt als middel om maagzweren te voorkomen.

Kruisbladgentiaan

De kruisbladgentiaan (Gentiana cruciata) komt voor in een groot gebied dat zich zo'n beetje uitstrekt van noordoostelijk Spanje, via Midden- en Oost-Europa tot aan de Kaukasus en West-Siberië. De noordelijkste grens van zijn areaal loopt nét onder Nederland. Dus de kruisbladgentiaan groeit niet in Nederland? Jawel, de plant weet zich in het duingebied van Noord- en Zuid-Holland al vanaf de 17de eeuw moedig staande te houden. De kruisbladgentiaan de een tot 45 centimeter hoge plant met bloemen die in bundels dicht opeen staan aan de stengeltop. De binnenzijde van de bloemkroon is bijna hemelsblauw, terwijl de buitenzijde blauwgrijs is.

De naam van deze aantrekkelijke plant is afgeleid van de wijze waarop de bladen geformeerd zijn: de bladen staan paarsgewijs tegenover elkaar, ieder paar staat kruisgewijs ten opzichte van het vorige en dus ook van het volgende paar.
Alle gentiaansoorten staan er om bekend dat ze enorm bitter smaken als gevolg van een aantal glucociden met namen als amarogentine, gentianmarine, gentiopicrine en gentiïne. Daardoor werden ze in vroeger tijden veelvuldig gebruikt voor allerhande tonicums, bittere aftreksels van de wortel van de plant die toegepast werden voor een veelheid aan lichamelijke en geestelijke klachten. Het zou speciaal werkzaam zijn bij een algeheel gevoel van uitputting, problemen met de spijsvertering en een gebrek aan eetlust. De kruisbladgentiaan zou dus kunnen zorgen voor een algeheel gevoel van welbevinden.

Bewezen is ondertussen wel dat de kruisbladgentiaan ook koortswerende eigenschappen heeft en antiseptisch is. Hij schijnt zelfs zo'n krachtige werking te hebben dat het de werking van kinine, het bekende medicijn tegen malaria, zou kunnen evenaren. Niet alleen in Europa werd de kruisbladgentiaan voor allerlei kwalen toegepast; zelfs in Tibet wist men de positieve eigenschappen van de plant te waarderen.

In Nederland is de kruisbladgentiaan zo zeldzaam dat hij wettelijk beschermd is. Daarom hebben wij Friezen hem maar in de Beerenburg gestopt. Achter glas zit hij tenminste veilig.

Kardoen

Kardoen (Cynara cardunculus) is eigenlijk een vergeten groente, die verwant is aan de artisjok. Samen behoren ze tot de distelachtigen en zo zien ze er ook zeker uit. De wilde kardoen is een kruidachtige vaste plant, die tot anderhalve meter hoog kan reiken. Hij verdedigt zich met tot drie centimeter lange doornen. Zijn woeste uiterlijk wordt weer een ietsje verzacht door prachtige violetkleurige bloemen.

De kardoen leeft in vele landen rondom de Middellandse Zee en werd al duizenden jaren geleden getemd en geteeld. Sommigen geloven dat het woord 'kardoen' afkomstig is uit het Grieks en verwant is aan het woord kaktos. Da's niet juist: de Romeinen leenden het woord van de Kelten want daar betekende ard 'scherpe punt' of 'stekel'.
In oude vergeelde kruidenboeken komen we soms de Latijnse term Herba Card tegen. Die term is daarna verbasterd tot het Frans klinkende Card d'Herba. Precies zoals nu nog steeds het geval is probeerden heelmeesters door het gebruiken van jargon hun vak interessanter te laten klinken. Beide termen betekenen in begrijpbaar Nederlands gewoon 'kardoenkruid'.

Zelfs de beroemde historicus Plinius (23nC-79nC) roemde de kardoen al om zijn bijzondere helende krachten. Vooral de bladeren werden in de traditionele heelkunde gebruikt voor chronische lever- en galproblemen, geelzucht, botontkalking en ouderdomsdiabetes (diabetes type-2).

De tijd staat niet stil en daarom heeft de wetenschap de kardoen ondertussen ontleed. Bekend is dat het eetlustopwekkende en vetverbrandende eigenschappen heeft. Bovendien zou het een cholesterolverlagend effect hebben, waardoor het inderdaad de kans op botontkalking en hartproblemen kan verminderen. Ook heeft wetenschappelijk onderzoek uitgewezen dat de werkzame stofjes in de kardoen bloedsuikerverlagende eigenschappen hebben.

Als groente is de kardoen hier misschien in de vergetelheid geraakt, maar wij Friezen zijn de medicinale krachten van deze plant zeker niet vergeten. Wij stoppen een extract van de kardoen in onze Beerenburg want je weet maar nooit waar het goed voor kan zijn.

Duizendguldenkruid

Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea) behoort tot de gentiaanfamilie (Gentianaceae) en is meestal een tweejarige plant, die een hoogte kan bereiken van zo'n 50 centimeter. De vierkante stengel vertakt pas aan de bovenzijde tot meerdere pluimen met zachtroze bloempjes. Echt duizendguldenkruid komt voor vanaf het Marokkaanse Atlasgebergte tot aan de kusten van de Oostzee. In Nederland is deze plant zo langzamerhand behoorlijk zeldzaam geworden.

Hoe de plant aan zijn naam is gekomen is eigenlijk in de geschiedenis verloren gegaan. Zijn Latijnse geslachtsnaam, Centaurium, is vernoemd naar de centaur Cheiron. Deze zou de beroemde Griekse arts Aesculapius het vak hebben geleerd. Centaurs waren half mens en half paard, maar volgens Homerus waren die Centaurs slechts een volk van onbeschaafde paardrijders. De mythe zegt toch al iets over de geneeskrachtige werking van het duizendguldenkruid. Zijn Nederlandse naam zou een vertaald samenraapsel kunnen zijn van het Latijnse woord centum, wat 'honderd' betekent en aurum, wat 'goud' betekent. Met wat inflatie kom je dan op duizendguldenkruid.
Duizendguldenkruid is een plant die al van oudsher bekend staat als een medicinale plant. Van het kruid worden alleen de bovengrondse delen gebruikt. In het jargon van geneesheren noemde men dan Herba centaurii. De werkzame stoffen zijn vooral bitterstoffen en daarvan is bekend dat ze vaak een positieve invloed hebben op de maagsappen. Vandaar dat men duizendguldenkruid ook toepaste voor maagproblemen als maagzuur of om de eetlust op te wekken.

In de volksgeneeskunde werd duizendguldenkruid ook gebruikt bij klachten als bloedarmoede en menstruatiestoornissen. Bovendien werd gedacht dat het kruid een positieve invloed kon hebben bij leveraandoeningen. Wetenschappelijk onderzoek heeft ondertussen uitgewezen dat een extract van duizendguldenkruid inderdaad de lever beschermt tegen allerlei ziekmakende invloeden.

Aan de plant werden ook bovennatuurlijke invloeden toegeschreven: als je duizendguldenkruid in huis hebt dan zal het je tegen blikseminslag beschermen. Niet geheel toevallig zit dit kruid ook in Beerenburg. Dat betekent dat de Beerenburg niet alleen je gezondheid beschermt, maar ook nog eens je huis tegen de bliksem.

Laurier

De laurier (Laurus nobilis) is een edele plant en dat blijkt natuurlijk al direct uit zijn soortnaam nobilis waar iedereen het woord 'nobel' in zal kunnen herkennen. Bovendien zijn laurierbladeren in de vorm van een laurierkrans natuurlijk al van oudsher het symbool van overwinning. Het moet dus wel een gewas zijn waar behoorlijke positieve aspecten aan verbonden zullen zijn.

De laurier is afkomstig uit de Mediterrane gebieden, waar de gemiddelde temperaturen iets aangenamer zijn dan in ons land. Het gevolg is dat de laurier hier in Nederland niet helemaal winterhard is. In zijn thuisland kan de laurier na vele jaren een hoogte van 20 meter bereiken. De lancetvormige leerachtige bladeren worden gebruikt om vis, vlees, soepen en sauzen van extra aroma te voorzien.

In de Middeleeuwen dacht men dat laurier mensen zou beschermen tegen het kwaad. Nog steeds besluiten bewoners van sommige streken om voor de zekerheid toch maar een laurier bij de voordeur te planten.
De bladeren van de laurier bevatten een aantal etherische oliën, die laurier de zo karakteristieke geur geven. De belangrijkste is wel cineool en dat is dezelfde stof die ook in eucalyptus wordt aangetroffen. Dat betekent dat ook hier cineool positieve invloeden heeft bij neusverkoudheid. Maar er wordt in laurier ook nog andere stofjes aangetroffen, de laurosiden. Van lauroside B is recent ontdekt dat het in grote hoeveelheden de celgroei remt van een agressieve huidkanker.

In de kruidengeneeskunde werd laurier dankbaar ingezet tegen allerhande kwalen, maar het meest bekend was de laurier toch wel als eetlustopwekker. Die reputatie heeft er eveneens voor gezorgd dat laurier werd toegepast in enkele beroemde dranken, zoals de Bloody Mary. Dat is een ingewikkelde cocktail op basis van vodka en tomatensap, naar smaak aangevuld met soms exotische ingrediënten.

Maar onze inheemse Beerenburg bevat natuurlijk ook laurier. Die hoef je tenminste niet zelf te mixen. Al mag dat wel natuurlijk.

Alsem

De alsem (Artemisia absinthium) geeft de alcoholische drank absint zijn karakteristieke bittere smaak. In 1909 werd die groene likeur verboden omdat onze gezagsdragers meenden dat de drank giftig was. De beroemde schilder Vincent van Gogh (1853-1890) zou, onder invloed van de absint, zo in de war zijn geraakt dat hij zich van het leven probeerde te beroven. Ondertussen kun je absint weer gewoon in de winkel kopen. Dat is toch wel vreemd?

In het Engels heet de plant wormwood en nu zou je denken dat die naam ‘hout tegen wormen’ zou betekenen, maar dat is weer niet het geval. De oorsprong van het woord is wat duister, maar men vermoedt dat het afkomstig is uit het Germaanse wer (man) en mod (moed) en het geeft dus eigenlijk de burger moed. Bovendien is wormwood als woord een broertje van vermouth, ook al een alcoholische drank.
Maar is absint nu wel of niet giftig? Het antwoord is, zoals zo vaak, ja en nee. Het giftige bestanddeel van de absint is een monoterpeen met de naam thujone. In te grote hoeveelheden levert dat vergeetachtigheid, rusteloosheid, delirium en uiteindelijk de dood op. In kleinere hoeveelheden werken de bittere stoffen eetlustopwekkend, spijsverteringsbevorderend en helpen bij een opgeblazen gevoel. Bovendien zou het bloedarmoede kunnen bestrijden en de nieren kunnen aanzetten tot het produceren van urine.

Vroeger dacht men dat absint, naast hallucinaties, ook nog doofheid en blindheid kon veroorzaken, maar het hoge gehalte aan het giftige kopersulfaat (om de drank groen te kleuren) en het hoge alcoholgehalte (vaak meer dan 50%) zorgden voor veel meer schade dan de alsem zelf.

Ondertussen is het thujonegehalte wettelijk beperkt en mag absint weer gewoon verkocht worden, maar niemand hoeft zich te wagen aan een bittere drank want alsem bevindt zich ook in onze Beerenburg. Het extract is precies sterk genoeg om alleen van de positieve eigenschappen te kunnen genieten.

Brandnetel

In Nederland komen een tweetal soorten brandnetel voor: de grote brandnetel (Urtica dioica) en de kleine brandnetel (Urtica urens). Brandnetelsoorten komen wereldwijd voor en worden alom gezien als een lastig onkruid. Mede daardoor is het geslacht door botanici zo slecht bestudeerd dat men het er zelfs niet over eens is hoeveel soorten brandnetel er bestaan.

Het belangrijkste kenmerk van de brandnetel is natuurlijk het branderige gevoel wanneer je onverhoopt met zijn netels of brandharen in aanraking komt. Die brandharen bevatten mierenzuur, oxaalzuur en wijnsteenzuur. De hoeveelheid zuren varieert per plant en is ook afhankelijk van de soort. Van de in Nieuw Zeeland groeiende boomnetel (Urtica ferox) is bekend dat het zoveel van die zuren bevat dat het mensen kan doden.

Gelukkig valt het in ons land wel mee en gebruiken we brandnetels voor een aantal uiteenlopende toepassingen. De nadelen van de inhoudstoffen van het blad kunnen ook positief worden gebruikt en daardoor wordt de brandnetel gezien als bloedzuiverend, bloedstelpend en vochtafdrijvend. In de meeste gevallen wordt de brandnetel dan als een thee gedronken en - ik kan het weten want ik heb het getest - het drinken daarvan is nu niet direct een groot genoegen.
Brandnetels kunnen ook in de keuken worden gebruikt. Zeer jonge bladeren kunnen worden gegeten als sla en jonge brandnetelstengels zouden kunnen worden geconsumeerd als spinazie. De brandnetelsoep van jonge brandnetels wordt als zeer gezond gezien.

In het eigenwijze Friesland zijn er echter wat onverwachte manieren om echt van de brandnetel te genieten. Naast de eigenwijze Friese nagelkaas is ook de Friese brandnetelkaas een bijzonder smakelijke kaas, die op ieder kaasplankje de show zal stelen. Ook in de Friese Beerenburg ontbreekt de brandnetel niet. In zowel brandnetelkaas als Beerenburg komt de brandnetel pas echt tot zijn recht. Gezond én smakelijk.

Ja, die Friezen zijn misschien een raar volkje, maar we produceren wel veel opmerkelijke voedingswaren.

Jeneverbes

De jeneverbes (Juniperus communis) behoort tot de Cypresfamilie en is een altijdgroene heester tot kleine boom met een hoogte van maximaal 6 meter. Het is een wat eigenwijze boom, die in struwelen uit kan groeien tot zuilvormige en op cypressen lijkende bomen, maar als hij de ruimte krijgt zal hij laag blijven met wijduitstaande, half-liggende zijtakken. Hoewel hij een groot verspreidingsgebied heeft, komt hij in Nederland nog maar sporadisch voor. In de provincies Drenthe, Overijssel en Gelderland kun je 'm nog het vaakst aantreffen, maar in de duinen van de Waddeneilanden voelt hij zich eigenlijk ook goed thuis.
De bekende blauwe jeneverbes is eigenlijk een schijnvrucht. Pas een jaar na de bestuiving vindt de bevruchting plaats, vervolgens neemt de ontwikkeling van de eerst groene kegelbes ook een jaar in beslag en pas in het derde jaar begint de blauwverkleuring. De bessen bevatten geurige, scherp smakende stofjes en worden al van oudsher gebruikt om spijzen te kruiden en voor het op smaak brengen van jenevers en natuurlijk van de Beerenburg.

Jeneverbessen (of zouden het dan misschien jeneverbesbessen zijn?) worden al eeuwenlang met veel succes toegepast om allerlei kwalen te bestrijden. De Oude Grieken gebruikten het om velerlei epidemieën tegen te gaan en in de tijd van het Romeinse Rijk werd jeneverbes als een soort wierook gebruikt tijdens begrafenissen. Ondertussen is inderdaad bewezen dat de etherische oliën in jeneverbes reinigend en ontsmettend werken. Ook bewezen is dat de werkzame stoffen in jeneverbes een sterk positief effect hebben bij blaasontstekingen.

Diezelfde positieve effecten kunnen bij wat grotere hoeveelheden op een andere manier worden toegepast: Indianen gebruikten de jeneverbes als een natuurlijk voorbehoedsmiddel.

Recent wetenschappelijk onderzoek heeft ook aangetoond dat jeneverbessen ingezet zouden kunnen worden bij de behandeling van insuline-afhankelijke diabetes. De in jeneverbes zittende stofjes kunnen kennelijk de insulineproductie weer aan de gang krijgen en bovendien de suikerniveaus in het bloed stabiliseren.

Kalmoes

Kalmoes (Acorus calamus) is een rietachtige oeverplant, die vaak wordt aangetroffen in kanalen waar een ondiepe oeverzone plots overgaat in dieper vaarwater. De plant hoort hier van oorsprong helemaal niet thuis, maar is al in de zestiende eeuw min of meer per ongeluk ingevoerd vanuit tropisch Azië. Het is hier een stuk koeler dan daar en het resultaat is dat de plant hier in dit zeeklimaat geen vrucht draagt, maar zich slechts weet voort te planten via de wortelstok of fragmenten daarvan.

Bij beschadiging van de plant verspreidt hij een aromatisch zoetige geur. Daardoor wordt hij door het grazende vee gemeden, maar beslist niet door de mens. Die heeft er in de loop der eeuwen aardig wat toepassingen voor gevonden. De aromatische bladeren werden bijvoorbeeld op de vloeren van middeleeuwse kerken neergelegd als voorloper van de moderne luchtverfrisser en insecticide. Onderzoek heeft uitgewezen dat kalmoes een stofje met een antibacteriële werking bevat en dat zou in de toekomst ook best wel nuttig kunnen blijken te zijn.
Zowel de bladeren als de wortelstok van kalmoes lijken wat psychoactieve effecten te hebben en men meent dat, als er voldoende van opgegeten wordt, je er milde hallucinaties van kunt verwachten. Mensen, die dit nieuwsgierig getest hebben, menen echter dat de plant zo vies en bitter smaakt dat je er nauwelijks enig plezier aan kunt beleven. In kalmoes zit een essentiële olie, die als belangrijkste component het kankerverwekkende bèta-asarone bevat en dat is een stof die in grotere hoeveelheden de twaalfvingerige darm aan kan tasten. Mede daarom is het ondertussen in Amerika verboden om kalmoes in voedingsmiddelen, tandpasta’s en parfums toe te passen.

Kalmoes wordt echter al eeuwenlang min of meer probleemloos gebruikt als lustopwekker, als eetlustopwekker, als rustgever, als spierrelaxant en als middel tegen maag- en darmklachten. Daarom werden en worden extracten van de kalmoes vaak aan wijnen en likeuren toegevoegd. En natuurlijk aan bekende inheemse kruidenbitters, zoals onze Beerenburg.